Verklarende woordenlijst

Glasatelier Immanuel - Kunst aan de bouw

Woordenlijst voor monumentale kunst

Hierbij een woordenlijst in verband met monumentale kunst en architectuur.

Opmerkingen door de auteur/samensteller
Ik heb geprobeerd om zo kort mogelijk te definiëren, maar zo dat het toch verstaanbaar blijft. Sommige woorden zult u wellicht missen. Ik houd mij aanbevolen het melden van omissies en verbeteringen. Veelal zal ook gezocht moeten worden in de modernste vakliteratuur, uitgaven van producenten of wederverkopers van vakmateriaal, computer, vakliteratuur zoals b.v. glassoorten, loodsoorten, diverse materialen, instrumenten. soorten ovens, enz.. Ik heb geprobeerd zoveel mogelijk de oorsprong van vreemde woorden te verklaren. Als eeuwen na Christus bedoeld zijn die aangegeven in Romeinse cijfers, met daarachter een a, b, c of d om het kwart in die eeuw aan te geven (b.v. IIIb staat voor tweede kwart van de derde eeuw). Hoofdletter gevolg door punt: D: Duits, E: Engels, F: Frans, G: Grieks, L: Latijn.

Nick Gielen, Tilburg 1 februari 2010

  • aanzetlijn
    punt waar een boog ontspringt of, bij een boogvenster, waar de raamstijlen zich ronden
  • abacus
    dekplaat van het kapiteel waarop de architraaf rust (-abax: G. tekenbord)
  • absidiool
    kleine apsis
  • absis
    = apsis
  • absiskalot
    bolvormig gewelf dat de absis afsluit
  • acanthus
    berenklauw (plant) siermotief in de bouwkunst (kapitelen) (-akantha: G. doorngewas)
  • accoladeboog
    boog in de vorm van een accolade
  • acroterium
    ornament op de hoeken en het midden van het dak van een tempel (-akros: G. hoog)
  • ajourwerk
    opengewerkt decoratief werk (-F. ajour: doorschijnend)
  • ambo
    plaats voor lezing en preek in oude christelijke kerken (-amboon: G. welving)
  • ambulatorium
    omgang in een rond gebouw; kooromgang in een christelijke kerk (-ambulare: L. wandelen, lopen)
  • Amsterdamse school
    Nederlandse (bouw)stijl in XX, expressionistisch van aard; in de bouw gekenmerkt door versiering in baksteen en natuursteen
  • Andreaskruis
    kruis in X-vorm
  • ankerbalk
    balk die aan beide uiteinden met een houten pen is vastgelegd
  • anthropomorf
    in de gestalte van een mens (-anthropos: G. mens; morphe: G. vorm)
  • antiekglas
    handgemaakt, in cilindervorm mondgeblazen glas, uitgewalst tot vlakglas
  • antitype
    prefiguratie van een OT type
  • apocalyps
    openbaring (-apokaluptein: G. onthullen)
  • appliqué
    collage van glas op glas gelijmd (-apllicare: L. toepassen)
  • apsis
    ronde of veelhoekige koornis of altaarnis (-hapsis: G. verbinding)
  • arabesk
    “arabische” versiering in gestileerde blad en ranken (-arabesco: It. arabisch)
  • arcade
    boog rustend op zuilen of pijlers, ook reeks van bogen; vrijstaand of blind (d.w.z. met de muur tot een eenheid verbonden) (-arcata: L. overwelfde passage)
  • arcatuur
    arcade van kleine bogen
  • architraaf
    horizontale balk boven zuilen (-archos: G. hoofd, trabs L. balk)
  • archivolt
    voorzijde van een boog, al of niet geprofileerd of van versiering voorzien; b.v. als omlijsting van timpanen en portalen (voussure) (-arcus: L. boog, vultus: L. voorkomen)
  • art déco
    F. richting in de (decoratieve) kunst tussen 1910 en 1920; reactie op de art nouveau, gekenmerkt door strakke lijnen en vormen
  • art nouveau
    F. richting in de (decoratieve) kunst tussen 1890 en 1910, gekenmerkt door vormen afgeleid van vormen uit de natuur (D. Jugendstil, E. Modern Style)
  • attiek
    lage verdieping boven de hoofdkroonlijst
  • atrium
    Romeinse rechthoekige opening in het dak van een huis. (L. atrium) Bij vroegchristelijke kerken een door zuilengalerijen omgeven voorhof. Later ook de voorhal van een kerk (narthex)
  • axiaalbouw
    een gebouw waarvan de delen symmetrisch op de hoofd- en lengte-as staan (-axis: L. as)
  • axonometrisch
    in 3-D structuur getekend perspectief van een driedimensionale vorm (-axoon: G. as)
  • azijnverf
    mengsel van glaspoeder, vloeismeltmiddel (borax) en ijzeroxiden aangemaakt tot een niet transparante brandverf, gebruikt voor contouren en details
  • baksteenmozaïek
    mozaïek bestaande uit (stukken) baksteen in verschillende soorten en kleuren
  • baksteenreliëf
    reliëf in bekapte, extra gevormde of standaard baksteen
  • baldakijn
    overhuiving op zuilen of hangend, b.v. boven een altaar, graf of troon. In glas in lood nabootsing op glas. (-baldacchino: It. van Bagdad)
  • baluster
    kort pilaartje, boven recht en dun, beneden peervormig (-balaustion: G. bloem van de granaatappel)
  • baptisterium
    een losstaand gebouw waarin de doopvont of het doopbekken is, veelal een oktogoon (-baptizein: Gr. dopen)
  • barok
    stijl uit XVII en XVIII met plastische vormen en veel ornamentiek (-barrocco: Port. onregelmatig gevormde parel)
  • Baptisterium
    doopkapel (normaal los van de kerk) vaak in oktogoon (-baptizein: G. dopen)
  • basement
    grondstuk van zuilen, e.d. (-basis: G. voetstuk)
  • bas-reliëf
    reliëfplaat waaruit de figuren uit het achtergrondvlak steken (-basso: It. laag en relievo: It. opgeheven)
  • barok
    stijl uit XVII en XVIIIab met plastische vormen en veel ornamentiek (-barrocco: Port. onregelmatig gevormde parel)
  • barrière
    (F.) (weg)versperring (-barra: L. stang)
  • basement
    grondstuk van zuilen e.d. (-basis: Gr. voetstuk)
  • basiliek
    een vroeg-christelijke bouw, een kerk met 3 of 5 schepen, waarbij het middenschip, met ramen, (lichtbeuk) uitsteekt boven de lessenaarsdaken van de zijbeuken (-basilikos: Gr. koninklijk)
  • bas-reliëf
    reliëfplaat waarin de figuren uit het achtervlak steken (niet verder dan de dikte van de plaat ) (-basso: It. laag, relievo: It. opgeheven)
  • Bauhaus
    Kunstgewerbeschule in 1919 gesticht in Weimar voor theoretische en praktische toepassing in de kunst. In 1933 door Hitler gesloten. Staat ook voor de kunstrichting, zoals voorgestaan door het Bauhaus
  • beloden
    in lood zetten van glas
  • bema
    verhoogd platform (voor) in een kerk (-bema: G. verhoging)
  • biedermeier
    burgerlijke empire stijl 1820-1880
  • bifora
    venster met twee bogen (-i:L. twee, fores L. opening)
  • bindroede
    metalen staaf, recht of volgens loodlijn aangebracht om druk op te vangen
  • binnenwerks
    aan de binnenzijde van het werk gemeten
  • blaaspijp
    pijp waarmee glas geblazen wordt
  • Blaue Reiter
    groep kunstenaars in Duitsland, genoemd naar het schilderij van Kandinsky uit 1903, dat de kaft sierde van hun almanak in 1912 ; de groep bestond van 1911-1914; zij achtte emotie het belangrijkste creatieve element
  • blazoen
    wapenschild
  • boom van Jesse
    geliefd motief in de (glas)schilderkunst om de afkomst van Jezus te schilderen
  • borax
    vloeismeltmiddel
  • borgoens glas
    cilinderglas gefabriceerd in Bourgondië
  • bracteaat
    penning van dun goud of zilver (-bractea: L. dun blaadje)
  • branden
    inbranden van glasverf, grisaille en contourverf bij 675 graden
  • brandschilderen
    schilderen met brandverf (grisaille, zilvergeel of emailverf) op glas
  • brandverf
    verf gebruikt bij het brandschilderen
  • brise-soleil
    in de moderne architectuur draaibare schijven om de zon te weren
  • Brücke, die
    groep Duitse expressionisten in Dresden 1904-1913
  • brugstaaf
    staven horizontaal bevestigd in de opgaande muurdelen of kozijnen van een venster om de (glas-in-lood) ramen aan vast te maken samen met een strip aan de binnenzijde
  • brutalisme
    stroming in de architectuur tussen 1950 en 1970, afgeleid van“bréton brut” (F.) (ruw beton)
  • butzen
    flesbodemvormig glas uit midden van kroonglas of extra zo vervaardigd
  • buitenwerks
    aan de buitenzijde van het werk gemeten
  • Byzantijns
    vroegchristelijke stijl genoemd naar het zeestadje Byzantion, vanaf de tijd dat het gekozen was tot de Oost-Romeinse hoofdstad Constantinopel (stad van Constantijn) en een grote Romeinse keizerstad was geworden
  • calque
    overgetrokken tekening (in oostindische inkt) op half transparant calqueerpapier (-calcare: L. trappen op)
  • campanile
    vrijstaande klokkentoren (It.)
  • cannelure
    verticale groef in zuil (-canna: L. riet)
  • cartouche
    omlijst schildvorm, meestal met tekst of heraldisch motief (F. -charta: L. blad)
  • cannelure
    verticale groef in een zuilenschacht (-kanna: G. riet)
  • cassette
    F. vierhoekig verdiept vak in een plafond (-casa: L. huisje)
  • cenotaaf
    monument voor een daar niet begraven dode, (-kenos: G. leeg, taphos: G. graf)
  • centraalbouw
    symmetrische bouw rondom een (denkbeeldige) verticale as (-centrum: L. midden)
  • chevet
    (Franse) benaming voor het geheel van absis, kooromgang en straalkapellen
  • chryselefantine
    van goud en ivoor (chrusos: G. goud; elephantinos: G. van ivoor)
  • cilinderglas
    = antiekglas (cilinder: G. kulindros: rol)
  • classicisme
    stijlgenoemd naar (het navolgen van) de klassieken
  • clerestorium
    = lichtbeuk
  • colonnade
    zuilenrij (-columna: L. zuil
  • composietkapiteel
    kapiteel dat uit meerdere stijlen is opgebouwd (-compositum: L. samengesteld, capitellum: L. hoofdje)
  • concaaf
    naar binnen gebogen (-cavus: L. gewelfd)
  • console
    F. vooruitstekende ondersteuning van een bouwonderdeel
  • constructivisme
    kunstvorm in de periode 1919-1944 naar mathematisch-technische principes (construere: L. bouwen)
  • contourverf
    niet transparante brandverf voor lijnen en contouren op het glas (-contour: F. omtrek)
  • contrefort
    steunbeer (contra: L. tegen, forte: L. sterk)
  • convex
    naar buiten gewelfd (convexus: L. samengebracht)
  • cousinrood
    = Jean Cousin verf
  • crypte
    krocht (onderaardse ruimte); heel vaak onder koor van een kerk (-kryptein: Gr. verbergen)
  • curvilinear style
    tweede helft van de decorated style gekenmerkt door ineenvloeiende lijnen (zie: flamboyant)
  • dadaïsme
    kunstrichting tussen 1915 en 1924 die de absurditeit en het toevallige in het leven benadrukte (-dada: F. stokpaardje)
  • dakruiter
    klein bouwsel schrijlings op de nok van een dak
  • dakstoel
    getimmerte waarop het dak rust; kapgebint
  • dalle de verre
    gegoten glastegel .(F.)
  • Danziger glas
    soort antiekglas met vele slierten
  • daskwast
    brede kwast van dassenhaar, voor op het glas uitstrijken van de grisaille verf
  • decorated style
    in Engelse gotiek XIIId-XIVb, gekenmerkt door geometrisch maaswerk later door kromme lijnen (curvilinear)
  • del.
    = delineavit (L.: heeft getekend; b.v. in een glas-in-loodraam de naam van de glazenier -niet de ontwerper-
  • De Stijl
    beweging in de Nederlandse kunst, opgericht in 1917; gebruik van primaire kleuren, gecombineerd met zwart, wit en grijs in rechte lijnen
  • Deutsche Werkbund
    Duitse organisatie van architecten en ontwerpers, opgericht in 1907, gericht op de verbetering van het kunstnijverheidsonderwijs en verhoging van de kwaliteit
  • diamantsnijder
    glassnijder met een diamanten punt
  • dichromatisch glas
    glas dat intensief met metaaloxiden is behandeld; het verandert van kleur als er van een andere hoek naar gekeken wordt (-dichromaat:di- G. dubbel, chroma: G. kleur)
  • diptychon
    tweedelig kunstwerk als twee deuren/deurtjes aan elkaar (-diptychos: Gr. dubbelgevouwen)
  • doksaal
    = oksaal (-dorsaal: L. achter de rug)
  • donjon
    woontoren (-dominium: L. heerschappij)
  • doxaal
    = oksaal
  • draadglas
    = filigraanglas
  • driepas
    uit drie cirkelvormige, elkaar snijdende, bogen samengesteld element in maaswerk
  • dwarsbeuk
    = transept
  • dwarsschip
    = transept
  • echinus
    ronde kussenvorm tussen schacht en dekplaat bij Dorische zuilen (-echinos: Gr. zeeëgel)
  • eclecticisme
    filosofie die uit diverse richtingen is samengesteld (-eklegein: G. uitkiezen)
  • eglomisé
    glasschildering met gouden achtergrond (naar de Franse kunsthandelaar Glomy)
  • Egyptisch kruis
    kruis als een Ank-teken
  • emailverf
    halftransparante brandverf, die zich niet met het glas verbindt en dus na langere of kortere tijd kan afbladderen; in zwang sinds XVI (email - L. smaltum: smelt)
  • encaustiek
    met was ingebrande verf (enkaustikos: G. ingebrand)
  • entablement
    horizontaal bouwdeel boven de zuilenrijen, bestaande uit architraaf, fries en kroonlijst = hoofdgestel
  • entasis
    lichte bolling in het profiel van een zuil
  • epoxy(hars)
    synthetische, kleurloze lijm, gebruikt als opvulmiddel (-epi: G. op, oxygenion: G.zuurstof)
  • etsen
    met behulp van fluor-waterstof het geheel of gedeeltelijk weghalen van een laag glas van plaqué-glas.
  • exedra
    uitbreiding van een gebouw met een halfcirkelvormige bouw (-ex: G. uit, hedra: G. zetel)
  • Fachhochschule
    in Duitsland; vorm van hoger onderwijs, die toepassing georiënteerde studies op wetenschappelijke basis aanbiedt (University of Applied Studies), b.v Fachhochschule Krefeld, waar Johann Thorn Prikker zijn vernieuwing van de glasschilderkunst begon en waar Sibylle Gielen haar opleiding volgde
  • faience
    glazuur op aardewerk (-naar It. stad Faenza)
  • facet
    geslepen vlak (-facies: L. gezicht)
  • fatimidische stijl
    kunststijl in de Islam, genoemd naar de nakomelingen van Fatimida, een dochter van Mohamed
  • fauvisme
    richting in de kunst 1905– 1910; harmonie tussen emotie en decoratieve expressie (-fauve: Fr. wild dier)
  • favrile glas
    = irisé glas
  • fecit
    L.:“heeft gemaakt” op een kunstwerk de naam van de maker
  • filigrainglas
    Venetiaans glas, waarin kleurige, dunne, gekleurde glazen draden in een glas worden meegesmolten/geblazen (-fil: F. draad; grain: F. korrel)
  • flamboyant
    (=vlammend) stijl met vlamvormige elementen, b.v. in de late gotiek (in Engeland: curvilinear style) (-F. vlammend)
  • flamboyant maaswerk
    maaswerk in vlam en blaas vormen
  • flessenglas
    glas in vijf delen gesneden uit een geblazen rechthoekige fles
  • floatglas
    v.a. mi XX door Pilkington uitgevonden glas, gegoten op een laag vloeibaar tin
  • formalisme
    een kunsttheorie die zegt dat het kunstwerk zelf een gevoel moet weergeven, niet bepaald door mimesis, e.d.
  • fresco
    (It. vers) muurschildering op natte kalklaag
  • fries
    middelste deel van een entablement tussen architraaf en kroonlijst (-F. frise)
  • fritte
    (It.) glaskorrels
  • fronton
    bekroning van een gevel, ingang of venster in de vorm van een driehoek, boog of een afgeleide van beide.(-front-: L. voorhoofd)
  • fusen
    (spreek uit: fjoezen) E. samensmelten (-fusum: L. samengesmolten)
  • fusetechnieken
    technieken om glas, in allerhande vormen, met elkaar te versmelten; zij waren al bekend in de Romeinse tijd, maar in vergetelheid geraakt en weer tot leven gebracht in het laatste kwart van XIX (b.v. Emile Gallé); nu zeer populair bij glaskunstenaars
  • futurisme
    een in Italië ontstane stroming in de kunst op het einde van XIX, los te komen van bestaande normen en vormen; een tweede generatie futurisme kwam op na WO2
  • gaanderij
    lange overdekte gang
  • gaffelkruis
    kruis in de vorm van een hoofdletter Y
  • galerij
    = gaanderij
  • gargouille
    waterspuwer (-gurges: L: draaikolk, gula: L. bek)
  • geëtst glas
    niet afgeplakte/afgedekte delen worden met zuur weggehaald
  • gelaagd antiekglas
    = plaqué
  • gelaagd glas
    (modern) glas bestaand uit meerdere lagen, gescheiden door ingesmolten kunststof
  • gelamineerd
    F. laminer: pletten; bij glas het samenstellen van meerdere lagen glas meestal met een laagje kunststof ertussen
  • geometrisch maaswerk
    vroegste vorm van staaftracering in symmetrisch patroon (-Geometria: G. landmeetkunde)
  • Georgian style
    Engelse stijl XVIII, vorm ontleend aan Wren met Palladiaanse elementen
  • geslingerd glas
    = kroonglas
  • gewalst glas
    glas in hete toestand bewerkt met wals (met motieven)
  • gewelf
    boogvormig plafond
  • gewelfrib
    ondersteuningsrib aan het gewelf
  • gezandstraald glas
    niet afgedekt glas wordt mat gestraald
  • glasatelier
    atelier/werkplaats waar (vlak)glas wordt gemaakt
  • glasbewerkingen
    allerlei bewerkingen van glas, zoals branden, etsen, fusen, lamineren, appliqueren, enz.
  • glascilinder
    cilinder van glas, die verwarmd en opengesneden wordt en gevormd wordt tot een glasplaat, m.n. antiekglas
  • glas in lood
    inéén vlak in lood gevatte stukjes glas toegepast in vensterafsluitingen, lampen, e.d.
  • glas in beton
    in beton gevatte stukken glas (dalle de verre); het beton is geïntegreerd onderdeel van de compositie
  • glas in staal
    opengesneden plaat staal voorzien van glas in de openingen
  • glas kappen
    vorm geven aan glas door kappen
  • glasjuwelen
    (gefacetteerde) geslepen of gegoten stukken glas
  • glasknoop
    = ossenoog
  • glaslijmsoorten
    vele soorten met diverse toepassingstechnieken
  • glasmozaïek
    niet transparante toepassing van glas in specie
  • glaspaleis
    groot gebouw in glas en (meestal) metalen frames
  • glasraamschenker
    schenker van een glas-in-loodraam, die zich gewoonlijk liet afbeelden in het glasraam
  • glasrestauratie
    terugbrengen, zoveel mogelijk, van een glaskunstwerk in de oorspronkelijke staat, rekening houdende met de eigen glasgeschiedenis; tegenwoordig zodanig dat de restauratie later ongedaan gemaakt kan worden; hierbij komt het aan op kennis, inzicht en handvaardigheid van de restaurateur
  • glasschilder
    kunstenaar in vlakglas
  • glasschilderbewerkingen
    bewerkingen die de glasschilder en de glazenier toepassen
  • glas snijden
    met een glassnijder vlakglas snijden naar sjabloon
  • glassnijder
    apparaat in diverse soorten, naar gelang doel, handigheid, duurzaamheid, enz. om vlakglas te snijden
  • glassoorten
    antiekglas, neuantik, spectrum, float, getrokken, gepolijst, kathedraal, gewapend, opaal, opaline, plaqué, gelaagd, ...
  • glastegel
    = dalle de verre
  • glasverf
    een heldere glasvloeistof met metaaloxiden in poedervorm, met water of azijn aan te mengen die bij het branden versmelt met het glas
  • glasverzilvering
    aanbrengen van een dun (kwik-)zilverlaagje op blank glas, zodat het glas spiegelt
  • glazenier
    de uitvoerder van een vlakglasontwerp tot glasraam (kan de glasschilder zelf zijn)
  • glazuur
    glasachtige laag
  • gordelboog
    dwars op de lengteas geplaatste boog tussen twee gewelfvlakken
  • gordijngevel
    = vliesgevel
  • gording
    horizontale balk ter ondersteuning van de dakconstructie
  • gotiek
    stijl ontstaan in XII gekenmerkt door de spitsboog (-gothicus: L. barbaars)
  • goudglas
    glas met ingesmolten bladgoud, populair in II-IV
  • graatgewelf
    gewelf dat ontstaat doordat twee tongewelven elkaar snijden
  • graffito
    = sgraffito
  • Grieks kruis
    kruis met 4 gelijke armen
  • grisaille
    brandverf, samengesteld uit ijzeroxide en glaspoeder; versmelt bij het branden met het glas (-ris: F. grijs)
  • grisailleren
    (grisailler is grijs schilderen) aanbrengen van grisaille op glas
  • grisaillevenster
    in ornament grisaille-geschilderd vooral v.a XII onder invloed van de cisterciënzer monniken
  • gruisijzer
    = gruizelijzer
  • gruistang
    tang om mee te gruizen
  • gruizen
    het afknabbelen van glasranden tot de verlangde vorm is verkregen
  • gruizelijzer
    werktuig waarmee gegruisd wordt
  • gulden snede
    verhouding van de zijden van een driehoek, die zowel hypothetisch als esthetisch het mooist gevonden wordt, overeenkomende met een verhouding van 1: 0,62
  • halfzuil
    een uit de muur stulpende halve zuil
  • hallenkerk
    meerbeukige kerk, waarin de beuken/schepen even hoog zijn
  • haut-reliëf
    (Fr.) reliëf waarin de figuren voor meer dan de helft boven het vlak uitsteken
  • historisme
    stroming in de beeldende kunst ontstaan in XIX teruggrijpend op het verleden
  • hogel
    siermotief in de vorm van een kruisblad
  • holglas
    holle glazen voorwerpen
  • hoofdgestel
    = entablement
  • ikoon (icoon)
    afbeelding in Grieks Orthodoxe stijl (-eikoon: G. afbeelding)
  • ijsbloemglas
    door de hete glasmassa te bestrooien met glassplinters verkregen effect als van ijsbloemenimpost
  • irisé-glas
    glas waarop een dun laagje metaalzout is ingebrand, waardoor interferentiekleuren ontstaan, zoals bij zeepbellen
  • intarsie
    inlegwerk in ev. diverse kleuren, in ev. diverse materialen
  • isothermisch beglazing
    systeem waarin het, ongekitte, glas-in-loodraam wordt geplaatst in een dubbele beglazing
  • IHS
    in Griekse letters het begin van de naam Jezus; door keizer Constantijn misbruikt door het in het Latijns schrift te laten lezen als afkorting voor In Hoc Signo (vinces) (in dit teken zult gij overwinnen) om vrede-gerichte Christenen te brengen tot een houding van“Sieg heil”
  • ijsglas
    glas met craquelé oppervlak
  • imitatie
    nabootsing (-imitare: L. nabootsen)
  • incrustatie
    inlegwerk (-incrustare: L. met een laag bedekken)
  • intarsia
    inlegwerk (-tarsia: Arabisch korstvorming)
  • iriserend
    kleuren als van een olievlek (-iris: G. regenboog)
  • Jean Cousin verf
    glasverf vooral voor vleeskleur; uitgevonden door Jean Cousin XV
  • Jeruzalem kruis
    een krukkenkruis met kleine kruisjes in elk van de viervlakken
  • Jugendstil
    stijlvernieuwing in Europa tussen 1890 en 1910 = Art nouveau (F.), Moderne Style (E.)
  • kabinetglas
    (= D. Kabinettscheibe) in contour- en grisailleverf en zilvernitraat beschilderde plaat glas
  • kalf
    horizontale tussendorpel in een kozijn
  • kapiteel
    kopstuk op een zuil of pilaar (-capitellum: L. hoofdje)
  • Karolingische kunst
    VIII-X, een renaissance van laat-Romeinse en Noord-Europese kunst; stichting van hofscholen
  • karton
    één op één tekening van het ontwerp, waarop de loodlijnen in ieder geval zijn aangegeven en de soorten en kleuren glas
  • kathedraalglas
    transparant, machinaal gewalst glas met een gelijkmatige versierde oppervlakte structuur
  • klaverkruis
    kruis met gelijke armen eindigend in een driepas
  • Keltisch kruis
    lijkend op een Latijns kruis met een cirkel met als draaipunt de kruising van de twee balken
  • keramisch mozaïek
    stukjes (ev. geglazuurde) keramiek in specie ingelegd
  • kieselmozaïek
    mozaïek in kiesels
  • klassieke bouworden
    Aeolisch, Dorisch, Ionisch, Korinthisch, Toscaans
  • klooster
    leefgebouw van monniken of nonnen (-claustrum: L. slot)
  • kloostergang
    overdekte galerij rond een kloosterhof
  • kloostergewelf
    het samenkomen van twee tongewelven haaks op elkaar
  • kloostervenster
    een raamopening met een glas-in-loodvenster boven en een luik onder
  • koepel
    gebouwde halve bol of ellipsoïde dakconstructie in de vorm van een koepel
  • koor
    oostzijde van een kerk, waarin zich meestal het altaar bevindt, en ook de banken van de kapittelheren, monniken of nonnen (-choros: G. (plaats voor) reidans)
  • kooromgang
    ruimte om het koor, meestal verlengde van de zijbeuk.
  • koperfolietechniek
    = tiffanytechniek
  • korbeel
    = kraagsteen (-corbellus: L. raafje)
  • kozijn
    omranding van raam of deur
  • kraagsteen
    uit het muurwerk kragend (uitstekend) element waarop andere bouwelementen steunen
  • krekkeltang
    = gruistang
  • kroonglas
    met de blaaspijp een bol glas uit de oven, blazen en draaien, bol open knippen en uitslingeren tot maximaal 125cm; het middenstuk dat aan de glaspijp zit levert de Butzen
  • kroonlijst
    hoofdlijst onder de aanzet van het dak, bekroning van het entablement
  • kruisbeuk
    = transept
  • kruisbloem
    gotische pinakel- of gevelversiering in de vorm van een bloemknop of gekrulde bladkroon
  • kruisgewelf
    gevormd door twee elkaar snijdende tongewelven
  • kruiskozijn
    raamkozijn dat in vieren gedeeld is
  • kruisrib
    kruislings dragende boog van een gewelf
  • kruisribgewelf
    gewelf met vierhoekige plattegrond, waarvan de gewelfkappen steunen op een stelsel van diagonale dwars- en langribben.
  • kruisvenster
    raam in het verleden, waarbij de bovenste ramen in glas-in-lood de onderste ramen met luiken zijn ingevuld
  • krukkenkruis
    kruis met 4 gelijke armen, die worden afgesloten met een balkje, dat uitsteekt boven en onder de balk
  • lancetboog
    smalle spitsboog (-lancea: L. lans)
  • lantaarn
    licht doorlatende bekroning van een koepel of een toren (-lanterna L. - lampter: G. lantaarn/lamp)
  • latei
    balk boven een kozijn
  • Latijns kruis
    een kruis met een lange en drie korte armen
  • Legenda Aurea
    boek waarin de levens van de heiligen staan beschreven, rond 1275 geschreven door Jacobus de Voragine (-L.: gouden verhalen)
  • lessenaarsdak
    dak metéén schuine zijde (b.v. boven een zijbeuk)
  • lichtbeuk
    (clerestorium) bovenste muurdeel met doorlopende vensterreeks van het middenschip
  • licht
    gedeelte van een venster tussen twee vensterstijlen
  • lichtbeuk
    bovendeel met vensters van het middenschip dat uitsteekt boven de daken van de zijbeuken
  • lierne
    decoratieve rib in een gotisch gewelf, die niet uit de muur voortkomt en de middensluitsteen niet raakt
  • liseen
    uitspringende verticale muurpijler in de muur verbonden
  • litho-procédé
    op papier gelithografeerde voorstelling in glasverf, met de verfkant geplaatst op glas en ingebrand
  • Lombardische kunst
    kunststroming VI-VIII in noord tot midden Italië in een soort menging van Oostromeinse en Noordeuropese kunst
  • loodkern
    meestal 1,6 mm breed, opstaand tussen de loodflenzen; kan verstevigd zijn met messing of staal
  • loodstrip
    H-vormig geprofileerde smalle strook lood waarin het glas wordt vastgehouden
  • loodtekening
    patroon van loodstrips
  • Lotharings kruis
    Kruis met een korte en een lange dwarsbalk
  • luchtboog
    steunboog bij gotische gebouwen tussen steunbeer en muur van middenschip
  • lunet
    steekkap, die ontstaat door de haakse doorsnijding van een tongewelf door een lager tongewelf en wordt beëindigd door een halfronde opening (-luna: L. maan)
  • lustre
    (E.) dunne glanzende stof met weerschijn
  • maaswerk
    (tracering) onderverdeling van vensters, borstweringen, e.d.
  • mausoleum
    naar koning Mausolos van Halikarnassos (4e eeuw v.C.) genoemd monumentaal grafmonument
  • mal
    voorbeeld in natura, waarnaar iets gemaakt wordt
  • Maltezer kruis
    kruis waar de gelijke balken een v-vorm hebben
  • medaillonvenster
    boven elkaar geplaatste medaillons in een raam
  • melkglas
    glas in melkwitte kleur door toevoeging van beenderas, tinoxide; licht doorlatend, maar ondoorzichtig
  • melt
    gloeiend glasmengsel
  • Merovingische kunst
    V-VIII in NW-Europa
  • middenschip
    hoofdbeuk van een kerk vanaf de ingang tot aan koor of viering
  • misericorde
    met snijwerk versierde rustklamp tegen opklappende zitting van een koorgestoelte (-misericordia: L. medelijden)
  • Modern Style
    = Art Nouveau (F.), Jugendstil (D)
  • modulor
    systeem van afmetingen bij Le Corbusier: man met opgestoken hand: totale lengte 2260 mm, bovenkant hoofd 1829 mm, navel 1130 mm
  • mofglas
    = antiekglas
  • montant
    geprofileerde verticale onderverdeling van een raam, uitgevoerd in metselwerk of natuursteen
  • monumentale kunst
    (wie beschrijft de perfecte definitie?
  • mousselineglas
    gezandstraald, mat gefigureerd vensterglas (naam n.a.v. motiefje op stoffen afkomstig uit het Turkse Mosul)
  • mozaïek
    samengevoegde stukjes natuursteen, glas, kiesels, keramiek en ev. andere materialen tot een werk (-musaicus: L. van de muzen)
  • muffled glas
    vlakglas met een fijn golvend lijntje; gewalst; zachte waas
  • muurglas
    = verre murail
  • musivisch glas
    kleine in lood gevatte stukjes glas als mozaïek
  • nabisgroep
    kunstenaarsgroep in Parijs 1888-1895 in symbolische vormentaal
  • narthex
    voorhal van (vroeg-christelijke, vroeg-middeleeuwse) kerk
  • neogotiek
    op het Gothisch geïnspireerde (bouw)stijl
  • neoromaans
    op het Romaans geïnspireerde (bouw)stijl
  • neoclassicistisch
    een nieuw stroming om de kunst van de klassieken te doen herleven
  • neu-antik
    industrieel nagebootst antiek glas in glad oppervlak en zeer gelijkmatig
  • neut
    = kraagsteen
  • noodlood
    loodstrip die een scheur in het glas afdekt, zonder de scheur te verlijmen
  • opus reticulatum
    (L.) muurwerk met netwerkoppervlak (zie verder andere vormen van Romeins opus (b.v. spicatum, mixtum, etc.)
  • occhio
    Italiaans oogvenster
  • oculus
    klein rondlicht boven in een gotische venstertracering (L. oog)
  • ojief
    in maaswerk profiel van een in- en uitgezwenkte S-lijn
  • ojo de buey
    = ossenoog in het Spaans
  • oksaal
    (doksaal) versierde afscheiding tussen koor en middenschip in een kerk
  • oogvenster
    rond venster zonder maaswerk
  • opdrachtgevers
    koningen, edellieden, geestelijken, gildes, particulieren, enz.
  • opwrijvertje
    klein, scherp spateltje van hout, been of kunststof om loodstrips mee open te vouwen en glad te strijken
  • opaalglas
    gefigureerd glas, deels lijkend op melkglas
  • opaline
    een transparante variëteit van melkglas
  • opalisent glas
    = opaliserend glas
  • opaliserend glas
    marmerachtig gekleurd glas, geïntroduceerd door John La Farge en Louis Comfort Tiffany
  • opgelegd glas
    = plaqué glas
  • ossenoog
    middenstuk van kroonglas
  • oud-antiek
    = antiek glas
  • overstek
    deel van een plat dak dat voorbij de gevel steekt
  • overstraling
    optisch verschijnsel waarbij lichtgekleurd of blank glas, dat omgeven is door donker glas of bouwmateriaal een overbelicht effect geeft
  • oxaal
    = oksaal
  • Palladianisme
    bouwstijl geïnspireerd op de werken van Palladio
  • paneel
    rechthoekig onderscheiden plat vlak (-panel: F. lap)
  • parabool
    kegelsnede evenwijdig met het raakvlak
  • pâte de verre
    gebakken gekleurde glaspasta in wisselende kleuren, gebruikt als imitatie van halfedelstenen; in XIX ook voor glazen voorwerpen (-pâte: F. deeg, de: F. van, verre: F. glas)
  • pendentief
    boldriehoek of holle gewelfzwik, die de hoeken van een vierkante of veelhoekige ruimte verbindt met een ronde koepel
  • peristylium
    door een zuilengalerij omgeven binnenplaats (-peri: G. rondom, stylos: G. zuil)
  • perpendicular maaswerk
    sobere maaswerkstijl, opvolger van de vloeiende stijl, gekenmerkt door verticale lijnen, (XIVd-XVIc) Engeland)
  • perpendicular stijl
    laatste fase van Engelse gotiek (XIVd - XVIc), volgend op de decorated stijl, overheerst door verticale lijnen
  • Petrus kruis
    een omgekeerd Latijns kruis
  • pijler
    hoekige of ronde, vrijstaande schachtvormige ondersteuning van een boog, een entablement, e.d.
  • pilaar
    = pijler
  • pilaster
    vierkante of halfronde halfzuil in het muurwerk, voorzien van een basement en kapiteel (-L. pilastrum)
  • pinakel
    siertorentje (-L. pinnaculum - L. pinna: veer)
  • pinxit
    heeft geschilderd
  • plaattracering
    maaswerk waarbij eenvoudige figuren zijn uitgesneden; vroeg-gotisch
  • plaqué
    vlakglas in meerdere kleurlagen op elkaar
  • plastiek
    vormgegeven gestalte (-plassein: G. vormen)
  • plastisch
    vormgegeven (-plassein: G. vormen)
  • platereske stijl
    versieringssysteem in de architectuur in Spanje XV-XVI gelijkend op versieringen aangebracht door zilversmeden (-platere: Sp. zilversmid)
  • plattegrond
    tekening van het grondvlak
  • polygonaal
    (-G. veelhoekig)
  • polychromie
    schildering in veel kleuren (G. polu: veel; chromos: kleur)
  • portaal
    poortruimte (-porta: L. poort)
  • porticus
    (L.) zuilengalerij
  • pot-metal glas
    glas dat met behulp van metaaloxiden gekleurd wordt terwijl het nog in gesmolten toestand verkeert
  • preraffaëlieten
    Engelse kunststroming XIX die haar voorbeeld vindt bij de Rafaëlithische schilderkunst
  • pseudobasiliek
    basiliek zonder vensters in de hoofdbeuk
  • radvenster
    rondvenster waarvan de stijlen als wielspaken vanuit een middenring uitstralen
  • renaissance
    stijl die de middeleeuwse stijl afzweert door imitatie van de klassieken, die ontstond in Italië (-F. wedergeboorte)
  • rechtlijnig maaswerk
    ontwikkeling van de perpendicular stijl, gekenmerkt door een systeem van verticaal doorgetrokken rechthoekige vensterpanelen
  • retabel
    opstand achter op een altaar (-retrotabulum: achterzijde van de tabel)
  • rib (van een gewelf)
    stenen strook tegen de onderzijde van een gewelf
  • ribtracering
    = staaftracering
  • risaliet
    bouwonderdeel aan de gevel dat over de gehele lengte vooruitspringt (-risalto: It. uitbouw)
  • rococo
    stijlperiode in XVIII, gekenmerkt door (een overdaad aan) ornament (-rocaille: F. schelp)
  • Romaans
    stijlperiode uit XI, soms doorlopend tot XIII, gekenmerkt door m.n. ronde bogen, zware pijlers, dikke muren, e.d.
  • roosvenster
    groot rondlicht gevuld met maaswerk, bestaande uit rozetten, drie-, vier-, en veelpassen in concentrisch schikking
  • ruitje
    ruitvormig of rechthoekig glasschijfje
  • Russisch kruis
    kruis met een lange dwarsbalk, erboven een korte balk en onde de lange dwarsblak een korte, schuine kleine dwrasbalk
  • satineren
    glas bewerken met zuur zodat een mat, satijnachtig oppervlak ontstaat
  • schachtring
    patronen, aangebracht op de zuilschachten, vooral in de Romaanse kunst
  • schalk
    colonet of halfzuil als flankering van een pijler
  • scheiboog
    boog die de middenbeuk scheidt van de zijbeuk
  • Scheldegotiek
    vroege gotiek XIII die zich verspreidden vanuit Doornik
  • schilddak
    dak aan de korte zijde in driehoekige vorm van het dak
  • schip
    romp of hoofdbeuk van een kerk tussen ingang en dwarsbeuk
  • schoor
    een schuin geplaatste steunbalk
  • Seagram building
    wolkenkrabber in New York; ontwerp Ludwig Mies van der Rohe; functionele esthetiek; voorbeeld van corporate modernism
  • Sezession
    beweging om afstand te nemen van de gevestigde orden
  • sgraffito
    monumentale techniek in verschillende lage gekleurd cement, die in reliëf worden uitgesneden (-It. graffito)
  • Sibylle
    mythologische waarzegster
  • silk-screen methode
    overbrengen van fotografische voorstellingen middels zeefdruk en brandverf op glas
  • sjabloon
    gesneden vorm voor het snijden van glas of om glas te bedekken bij het zandstralen
  • sjabloonmes
    mes om sjablonen te snijden
  • sjabloonschaar
    schaar om sjablonen te knippen, m.n. waarbij de loodkern wordt uitgespaard
  • sluitsteen
    middelste steen in een gemetselde boog of gewelf
  • snij-ijzer
    ijzer met punt die verhit wordt om het glas te doen barsten
  • snij-tekening
    tekening waarop de loodlijnen duidelijk zichtbaar zijn
  • sokkel
    zuilvoet (-socculus: L. sandaal)
  • specie
    mengsel van water, zand en cement en/of kalk in de bouw (-specere: L. zien)
  • spant
    een balk ter ondersteuning van gordingen en het dakbeschot
  • spitsbooggewelf
    gotisch gewelf
  • staaftracering
    maaswerk waarbij de patronen worden gevormd door dunne ribben (XIII)
  • steekbalk
    een korte balk, aan een zijde opgelegd, aan de andere opgevangen door een schoor
  • steekbalkkap
    hierbij draagt de steekbalk een deel van het kapgebint
  • steekkap
    klein gewelf of kapconstructie, dat in een groter gewelf of kap insnijdt
  • stergewelf
    gewelf in de vorm van een ster
  • steunbeer
    (contrefort) dwars op de buitenmuur gezette steunmuur
  • stoa
    (G.) zuilengalerij
  • straalgewelf
    gewelf boven een veelhoekig vlak
  • straalkapel
    kapel aan koor of kooromgang
  • stuc
    pleisterwerk
  • swastika
    hakenkruis
  • tabernakel
    kastje voor het bewaren van de hosties in de kerk (L. -tabernaculum: hut)
  • tamboer
    cilindrische of polygonale onderbouw van koepel (-tanbur: Ar. trom)
  • tapijtglas
    glazen kraalsnoeren in vlechtwerk in glas ingesmolten, in 1931 door de architect Walenkamp uitgevonden
  • Tau kruis
    kruis in de vorm van een hoofdletter T
  • terracotta
    aardewerk (-It. gebakken aarde)
  • Theophilus
    begin XII , Benedictijnse monnik Rogerus van Helmarshausen, zich noemende Theophilus Presbyter, schreef“schedula diversarum artium”, die de technieken van het middeleeuwse vakman beschrijft, o.a. de glasschilderkunst.
  • tincraquelétechniek
    matte irisélaag, geplaatst op een glasblaas; dit laagje barst bij uitzetting en verhitting met smalle en brede “scheurtjes”, procédé uitgevonden door A.D. Copier
  • tetrakonchos
    een variant op de centrale bouw, zodanig dat aan de vier zijden van het (kerk)gebouw absiden worden aangebouwd
  • tierceron
    rib in een gotisch gewelf tussen gordel- en kruisribben
  • tiffanytechniek
    kleine stukjes glas in koper vatten en aan elkaar solderen
  • timpaan
    driehoekige gevelplaat, op zuilen of boven vensters (-tympanon: G. pauk)
  • tongewelf
    gewelf met halfcirkelvormige doorsnede, zonder gordelbogen e.d.
  • toot
    uitstekende punt in maaswerk
  • tracering
    = maaswerk (-tracer: F. lijn trekken -trahere L: trekken)
  • traceerwerk
    maaswerk in een venster
  • transept
    dwarsbeuk, kruisbeuk, dwarsschip; horizontale 'balk' van het kruis van een kerk (-trans: L. over(schrijdend), saeptum: L. omheining)
  • travee
    (-F.) ruimte tussen twee balken, gewelfvak in een kerk
  • triforium
    in de muurdikte van de schipwand uitgespaarde loopgang boven de scheibogen, aan de zijde van het middenschip open met bogen en tracering; (oorspronkelijke opening met drie bogen; open loopgang tussen arcades en lichtbeuk; naam soms gebruikt i.p.v. galerij) (-L. driezuilenruimte)
  • triomfboog
    boog tussen schip of viering en het koor in een kerk
  • tromp
    (-F. trompe: buis)
  • tympaan
    = timpaan
  • tussengoudglas
    (D. Zwischengoldglas) in goudfolie uitgesneden motief, geperst tussen twee glaslagen; bekend vanaf II
  • type
    OT-feit dat een NT-feit prefigureert (-tupos: G. stoot)
  • typologisch venster
    venster met typen
  • vakwerk
    wandconstructie uit houten stijlen opgevuld met vlechtwerk van takken en leem, later ook baksteen
  • veelpas
    uit diverse cirkelvormige, elkaar snijdende, bogen samengesteld element in maaswerk
  • venster
    (-fenestra: L. venster) opening voor (dag)licht
  • vensterglas
    glas voor normale ramen (verschillend in de tijd)
  • vensterstijl
    verticale schacht waardoor een venster in lichten wordt verdeeld
  • verre murail
    (F.) muurmozaïek uit gebrandschilderde glasscherven. Door Joep Nicolas ontwikkeld procédé op melk- of opalineglas
  • versmelten
    = fusen
  • versuikeren
  • verzouten
  • vidimus
    “wij hebben gezien”, schetsontwerp voor een glas-in-loodraam
  • viering
    kruising van langschip en dwarsschip in een kerk (of ander gebouw)
  • vieringtoren
    torenvormige, meestal open, bekroning van een viering
  • vierpas
    uit vier passen (slagen met een cirkel) samengestelde vorm van maaswerk
  • vijfpas
    uit vijf cirkelvormige, elkaar snijdende, bogen samengesteld element in maaswerk
  • visblaas
    maaswerkmotief in de vorm van een visblaas
  • vliesgevel
    een niet dragende gevel die vóór de draagconstructie langs wordt aangebracht
  • vloeiend maaswerk
    ribtracering met meer in- en uitgezwenkte lijnen (XIV)
  • vloeismeltmiddel
    meestal soda bij glasfabricage; voor glasverf borax
  • voluut
    spiraalvormige versiering (-volvere: L. ronddraaien)
  • waaiergewelf
    ribgewelf waarvan de ribben als een waaier uit een steunpunt oprijzen
  • waterstaatskerk
    kerk in NL gebouwd tussen 1824 en 1850 onder toezicht van ingenieurs van Rijkswaterstaat
  • westwerk
    het westelijk deel van een kerk (bij georiënteerde kerken)
  • wiebertje (ruit)
    glasruitje in de vorm van een wiebertje
  • wimberg
    steile driehoekige bekroning van een gotisch portaal of venster.
  • windijzer
    = bindroede
  • zaalkerk
    kerk bestaande uit een ruimte zonder zuilen e.d.
  • zadeldak
    dak met twee schuine zijden
  • zandstralen
    met behulp van een compressor zand (volgens sjabloon) op een plaat glas spuiten, zodat het onbedekte gedeelte mat wordt; ook gebruikt voor het maken van mousselineglas en glasreliëf
  • zeefdruk
    met een raamwerk van fijn gaas, met rakel en inkt in de vorm van de sjabloon op de beelddrager overgedragen vorm
  • zijbeuk
    een rechte ruimte, gedekt door een lessenaarsdak, evenwijdig aan het middenschip
  • zilvergeel
    glasverbinding met zilver, meestal zilvernitraat, waardoor door branden diverse kleuren geel worden verkregen; vanaf begin XIV
  • zilvernitraat
    salpeterzuur met zilver gemengd
  • zonnekruis
    gelijkbalkig kruis in een cirkel
  • zuil
    "paal", in de bouw